Volkskrant heeft het pr-gevecht al verloren

Het ergste van de voorgenomen sluiting van het Volkskrantblog vind ik dat het de Volkskrant kennelijk geen lor kan schelen. Anders kan ik nauwelijks verklaren dat de krant er in haar papieren kolommen nog geen woord aan heeft besteed, en de redactie het slechts een klein berichtje waard vond op haar website. De hoofdredactionele mededeling aan de 15 duizend schrijvers en fotografen op het Volkskrantblog blonk ook al niet uit in betrokkenheid.

Dat vind ik niet alleen getuigen van een slecht gevoel voor pr. Vanuit marketingoogpunt heeft de Volkskrant deze strijd al verloren. Erger nog vind ik de minachting voor al die mensen die de afgelopen jaren met hart en ziel gevolg hebben gegeven aan de oproep van de Volkskrant om op het Volkskrantblog te gaan schrijven. Velen van hen deden dat na de nodige twijfels over hun eigen capaciteiten. En lang niet alles wat is gepubliceerd, was even mooi. Maar zelfs de lelijkste composities nog waren het gevolg van een vaak hartroerende inzet en betrokkenheid. En nu gooit de Volkskrant dat zomaar aan de kant.

Begrijp me goed: ik betwist niet het recht van de Volkskrant om ermee op te houden. Natuurlijk kan ze dat. Maar bied de bloggers in ieder geval de tijd en de ruimte om met een goed alternatief te komen. Lever ze de mogelijkheid om hun oude bijdragen in een handig formaat te downloaden, bijvoorbeeld als een gebundelde pdf. En bied ze ook een ‘exporteer’-functie aan, zodat ze hun oude berichten gemakkelijk kunnen overzetten naar bijvoorbeeld WordPress.

De manier waarop het einde van het VKBlog is aangekondigd, staat, ben ik bang, niet op zichzelf. Het past in een geschiedenis, bijna van begin af aan, van achteloosheid en zelfs minachting van het overgrote deel van de redactie. Voor een deel is dat een fout die ik ook mezelf aanreken. De redactie beschouwde het VKBlog als een speeltje van die jongens van online, en had van begin af aan moeite met de argumenten die wij, de jongens van online, aandroegen om het VKBlog salonfähig te maken.

Bij de start van het VKBlog was in wezen de kern van ons idee dat we een antwoord probeerden te formuleren op de uitdagingen die de journalistiek  in steeds grotere mate te wachten stonden. Deze uitdagingen schuilden onder meer in de techniek die aan het veranderen was, en die publicatiemogelijkheden bood aan mensen die tot voor kort hooguit konden hopen op een ingezonden brief in de krant. Publiceren kwam met de komst van het internet binnen bereik van iedereen met een computer en een telefoon. Andere problemen speelden de journalistiek net zo goed parten. Bijvoorbeeld: de krant was vroeger een meneer met aanzien, voor wie je je hoed afnam. Tegenwoordig is de krant een vod, volgeschreven door partijdige middelbare mannen en vrouwen die vooral hun luxeposities proberen te verdedigen. De krant heeft een betrouwbaarheids- en geloofwaardigheidsprobleem.

Gedurende mijn periode als chef van de internetredactie en als hoofd van de online uitgeverij heb ik het altijd als een van mijn belangrijkste taken gezien om de Volkskrant te helpen loodsen tussen de Scylla van het kritiekloos omarmen van alle nieuwe internethypes enerzijds, en de Charybdis van het krampachtig vasthouden aan de oude patronen anderzijds. Ik mocht mij gelukkig prijzen dat ik een geweldig team om me heen had, en een hoofdredactie die er, onder leiding van Pieter Broertjes, ook wel in geloofde en ons in ieder geval alle ruimte liet. Maar veel draagvlak bij de rest van de redactie, veel medestanders voor onze overtuigingen daar hadden we ook niet.

Achteraf gezien zijn de eerste drie jaren van het Volkskrantblog de mooiste geweest. Daarna werd het sappelen en ploeteren om nog wat gedaan te krijgen – om hoognodig onderhoud te plegen, of redactionele ruimte vrij te maken voor moderatie en andere vormen van betrokkenheid. Voor verdere innovatie was geen ruimte; en de commerciële afdeling had al helemaal geen belangstelling. Nogmaals, ik ben daarvoor eindverantwoordelijk geweest. Ik had die belangstelling en betrokkenheid moeten kweken. Als enig excuus kan ik aanvoeren dat het was als trekken aan een dood paard.

Dat dode paard dreigt nu het VKBlog mee de diepte in te sleuren. De redactie leunt achterover, ziet het gebeuren, en haalt de schouders op. Weer een restant van de internet-erfenis opgeruimd. Laten we in godsnaam nu de deuren sluiten, ons concentreren op het volschrijven van het papier, en hopen en bidden dat we ons pensioen nog halen voordat het doek definitief valt.

Jammer is dat. Jammer dat al dat journalistieke talent zo blijft steken in de oude patronen. Het werkt zo zelf het hardst mee aan zijn eigen ondergang.

UPDATE 19:30. Mij bereikt nu (pas) het bericht dat de webredacties van de afzonderlijke titels van de Persgroep (Volkskrant, AD, Trouw, Parool) worden opgeheven en de sites voortaan vanaf een centrale redactie in Rotterdam worden bediend. Voel mee met de collega’s die nu hun werk in Rotterdam moeten doen…

UPDATE 2: Uitgaande van de eerste reacties hieronder wordt dit bericht gelezen als een afrekening met mijn oud-collega’s. Het is niet bedoeld als afrekening. Het is bedoeld als een kijkje in de sfeer op de redactie van de Volkskrant als het gaat om internet.

VKBlog stopt ermee

De mail van Philippe Remarque

De mail van Philippe Remarque waarin hij de opheffing van het vkblog aankondigt

Philippe Remarque, hoofdredacteur van de Volkskrant, heeft de stekker uit het Volkskrantblog getrokken. Jammer, maar begrijpelijk, en ook nauwelijks onverwacht. Het zat eraan te komen. Philippe schrijft: “De reden hiervoor is dat wij het blog helaas niet meer de aandacht en technische ondersteuning kunnen bieden, die het vereist.”

Ik vind dat de bloggers recht hebben op meer uitleg dan de Volkskrant hier geeft. Want aandacht en technische ondersteuning zijn keuzes – en kennelijk kiest de Volkskrant voor een andere koers. Daarom rijst de vraag: wat is er veranderd? Waarom wilde de VK vroeger wel die aandacht en technische ondersteuning geven, en nu niet meer? Ik heb wel zo mijn vermoedens, maar het zou netjes zijn als Remarque iets meer zou uitweiden over de keus om te stoppen met VKBlog.

Ik was in 2005, samen met mijn collega’s van de toenmalige internetredactie aan wie ik leiding mocht geven, initiatiefnemer van het VKBlog. We hadden prachtige intenties en bedoelingen: burgerjournalistiek faciliteren, de interactie tussen redactie en lezers verbeteren, nieuw journalistiek talent opsporen, wellicht zelfs primeurs uit het VKBlog genereren en in de krant kunnen zetten. Het oorspronkelijke stuk waarin we onze plannen uiteenzetten, staat helaas niet meer online, maar hier vind je mijn eerste bericht dat wellicht ook nog een beetje duidelijkheid verschaft.

Al heel snel werd duidelijk dat die idealen veel te hoog gegrepen waren. Zeker, er kwamen prachtige dingen langs op het VKBlog, maar zelfs het mooiste voldeed zelden of nooit aan de journalistieke criteria die we bij de Volkskrant plachten – en plegen, naar ik aanneem – te hanteren. Omdat er naast het vele moois ook, onvermijdelijk, de nodige bagger op het blog belandde, werd de verhouding tussen veel collega-redacteuren en VK-bloggers al snel wat moeizaam. Bijna van begin af aan moesten wij van de internetredactie, en later van de Online Uitgeverij, opboksen tegen wantrouwen en onwil om mee te denken over dit experiment – het is alleen dankzij de jarenlange steun geweest van de hoofdredactie dat we überhaupt nog tijd konden vrijmaken om het VKBlog te onderhouden en te modereren. Al werd dat steeds minder, en moesten we steeds vaker in onze vrije tijd eraan doorwerken.

Ik wist sinds een maand of wat van het voornemen om te stoppen. Sindsdien heb ik nagedacht of ik nog een rol zou kunnen vervullen. Dat vind ik een lastige afweging, waar ik nog niet helemaal uit ben. Ik voel loyaliteit naar de bloggers toe, maar aan de andere kant: ik ben echt weg bij de krant en druk bezig met het opbouwen van een nieuw bestaan als kleine zelfstandige. Mij nu weer intensief gaan bezighouden met het blog, voelt als een teruggang in de tijd, en daarvan ben ik niet zo’n liefhebber. Maar goed, ik ben er duidelijk nog niet helemaal uit….

Ik heb eigenlijk twee grote zorgen:

  • Hoe gaat de Volkskrant het gat vullen dat het opheffen van het VKBlog achterlaat? Hoewel het ideaal van de burgerjournalistiek al lang geleden verloren is gegaan, blijft voor mij wel als een paal boven water staan dat de moderne journalistiek niet zonder user generated content kan. Journalistiek kan het zich niet permitteren nog langer eenrichtingsverkeer te zijn. Lezers, luisteraars en kijkers zijn lang niet alleen meer lezers, luisteraars en kijkers; ze maken en publiceren zelf ook content. VK moet zich daarbij blijven aansluiten.
  • De Volkskrant dient ook een faciliteit te bieden voor het fatsoenlijk archiveren dan wel overzetten van het kwart miljoen berichten dat in de afgelopen vijf jaar is geplaatst. Mét reacties, afbeeldingen en de hele rimram erbij. Een nette afsluiting is de krant verplicht aan zijn stand en aan de bloggers. Remarque geeft in zijn mail aan dat hij ‘mogelijkheden onderzoekt om blogs te kunnen bewaren’. Laten we hopen dat dat onderzoek tot een positief resultaat leidt.

Dit is niet het moment om een uitgebreide analyse te maken van de teloorgang van het VKBlog, of een complete geschiedenis te schrijven. Dat komt misschien later nog wel. Maar deze initiële gedachten moest ik even kwijt.

De échte vraag van Wikileaks kennen we nog niet

Mijn column van deze week op de site van de Volkskrant is een uitwerking van mijn vorige post, Drie stellingen over Wikileaks. En dan met name de derde stelling, waarin ik me afvraag hoe het zit met de controle op Wikileaks. Uiteindelijk gaat het erom dat Wikileaks een nieuwe vorm van journalistiek is. En alle normale controlemechanismen op de journalistiek werken niet. Dat verklaart voor een groot deel natuurlijk ook de impact van de site, maar ik blijf me er comfortabel bij voelen.

Overigens, soms vind ik dat ik me moet mengen in de discussies die soms onder mijn stukken op de Volkskrantsite ontbranden, af en toe doe ik dat ook. Maar soms word ik ook vreselijk afgeschrikt, zoals nu bijvoorbeeld, door de werkelijk schrikbarende onbenulligheid van een paar reageerders. En dan denk ik, ach, laat ook maar zitten….

Beste Philippe,

maandag is je eerste werkdag als hoofdredacteur van de Volkskrant. Philippe Remarque is de baas. Het zal je niet in de koude kleren gaan zitten: van de vrijheid van het correspondentschap in de Verenigde Staten naar het keurslijf van redactievergaderingen, uitgeversoverleg en personeelsbeleid. Tussen de bedrijven door moet je ook nog tijd vrijmaken voor het keren van de crisis die de kranten, ook de Volkskrant, bedreigt. De crisis van teruglopende lezersaantallen en verminderende inkomsten.

Ik ben benieuwd welke lessen over de strategische kanten van het hoofdredacteurschap je hebt geleerd in de VS. Een betere vraag: óf je er lessen hebt geleerd. Want ook de Amerikaanse kranten zijn er nog niet in geslaagd om het tij te keren. Zelfs de New York Times, een paar jaar geleden nog het toonbeeld van innovatie, grijpt terug naar 2001, naar het mislukte businessmodel van het plaatsen van een betaalmuur rondom delen van zijn website. Ter illustratie: in Engeland stelde tycoon Rupert Murdoch vorige maand registratie verplicht om artikelen op de site van de Times te kunnen lezen. In deze eerste maand is het bezoek met 40 procent gedaald. Als hij zo doorgaat, is hij goed op weg om van de Times een journalistiek en commercieel irrelevante titel te maken, in ieder geval online.

Die kant wil je niet niet op. Ik realiseer me dat je in een lastige spagaat zit. Innovatie is noodzakelijk, maar hoe doe je dat in een tijd dat de inkomsten uit oude media teruglopen, terwijl vernieuwing allerminst garantie biedt op commercieel succes? Hoe rechtvaardig je dat tegenover een wantrouwende redactie en een eigenaar die rendement op zijn investering eist? Toch heb je naar mijn idee geen keus. Innovatie vereist een lange adem en dus enig geduld. Misschien wel je allerbelangrijkste taak in de komende jaren gaat zijn: een breed draagvlak creëren voor innovatie. Uit eigen ervaring weet hoe conservatief krantenredacties zijn; maar in deze tijd, verzeker ik je, is conservatisme wel het laatste wat je kunt  kunt gebruiken.

In je zoektocht naar vernieuwing zul je ongetwijfeld op veel tegenstand stuiten. Mag ik je aanraden om het woensdag verschenen boek Crossmediale journalistiek en redactie van Arjan Dasselaar en Alexander Pleijter aan te schaffen? Het hoofdstukje ‘Veelgehoorde drogredenen tegen crossmedialiteit’ verschaft je voldoende munitie, denk ik, om een paar populaire maar verkeerde argumenten van je opponenten te ontzenuwen.

  • Ach, die internetzeepbel barst wel weer een keer. Tuurlijk. De stoommachine-zeepbel is ook gebarsten, net als die van de loodzetterij en de mechanische schrijfmachine. Wat niet wegneemt dat die zeepbellen een aantal ondernemingen flink rijk heeft gemaakt en een basis heeft gelegd voor hun voortdurende voortbestaan.
  • Moeten we niet doen, want bij de concurrent is het ook niet gelukt. Tjonge, hebben we zo weinig zelfvertrouwen dat we een stap niet durven zetten omdat de concurrent in het ravijn is gedonderd? Wij zijn slimmer, sneller en sterker; waar de concurrent mislukt, lukt onze poging.
  • Al die innovaties kleden de papieren krant uit! Philippe, leg je er maar bij neer. De papieren krant wordt sowieso uitgekleed, is het niet nu, dan wel over vijf jaar. Hoe mooi ook, dat nieuwe tabloid; het is een cosmetische ingreep die het uiteindelijke verval vertraagt maar niet stilzet. Als er dan toch gekannibaliseerd wordt, kunnen we dat maar beter zelf doen, dan hebben we er ten minste nog profijt van. Los daarvan: als je website populairder is dan je papieren krant, voorzie je blijkbaar in een behoefte. Dan is de uitdaging om die online populariteit te gelde te maken, niet om deze de nek om te draaien (wat Murdoch doet).
  • Moeten we niet doen, want we hebben het niet zelf bedacht. Mag ik je er even op wijzen dat de kranten om precies deze reden traditionele markten hebben verloren als de rubrieksadvertenties (aan Marktplaats), personeelsadvertenties (aan Monsterboard), reisadvertenties (aan Zoover) en ga zo maar door? Simpelweg omdat de uitgevers te beroerd en te lui waren om, toen het erop aankwam, tijdig de potentie van de nieuwe media te onderkennen.

Beste Philippe, in deze dagen bereiken je ongetwijfeld honderden van zulke, meestal goedbedoelde adviezen. Ik wens je de wijsheid toe om de onzin weg te gooien, het inzicht om de goede prioriteiten te stellen, en de kracht om te handelen naar je eigen ideeën.

Hartelijks!

De trend naar gratis voorbij…

De Telegraaf wil geld gaan vragen voor toegang tot zijn sites. Dat zou ik een geweldig idee vinden (ironie-teken…). Vooral voor mijn eigen baas (de Volkskrant), mits die zich door de nieuwe eigenaar Van Thillo niet gek laat maken door ook geld te gaan vragen aan zijn sitebezoekers.

Voor zover ik daar enige invloed op kan uitoefenen, zal ik mijn best doen om dat tegen te houden. De fundamentele denkfout die wordt gemaakt, is dat onze bezoekers bereid zouden zijn te betalen voor informatie op het web; sterker, dat onze abonnees op de papieren editie hun portemonnee trekken voor de informatie die ze in de krant lezen.

Want waarvoor betaal je nou eigenlijk, als je een abonnement hebt? Volgens mij betaal je voornamelijk gemak. Het gemak dat je ’s morgens bij het opstaan alle nieuws en achtergronden overzichtelijk geordend en gerangschikt in je brievenbus vindt. Je betaalt voor de specifieke vorm van distributie die een krantenabonnement met zich meebrengt. Je betaalt dus voor de inkt, voor de drukkerij, voor het papier (die overigens ook veruit het grootste deel van de kostenkant van de begroting uitmaken). Ik wil best betalen voor dat gemak; en ik ben bereid te accepteren dat papier en distributie geld kosten.

Je betaalt dus niet voor de informatie op zich; je zou kunnen beweren dat de informatie al bestaat, en op veel verschillende manieren tot je kan komen. En waarom zou ik betalen voor een product (informatie) dat rondzweeft in cyberspace en dat ik met een klein beetje extra moeite zelf kan vinden, verrijken, mash-uppen en doorgeven? En dat is de crux: wat ik werkelijk, vanuit professioneel oogpunt, belangrijk vindt, dat is voor mij wel geld waard. Want dat kan ik beschouwen als een investering in mijn eigen toekomst. Maar dat soort informatie vind ik zelden of nooit bij generieke nieuwsmedia als de Telegraaf of de Volkskrant; voor dat type informatie struin ik mijn rss-feeds af, gebruik ik mijn netwerk, en lees ik specialistische magazines.

Maar zelfs de beste analyse, de mooiste reportage, de spannendste reconstructie: zodra daarvoor geld wordt gevraagd, ben ik weg. En ik vermoed met mij de meeste bezoekers.

Nederland kampt daarbij met een extra probleem: het kleine taalgebied. Als de New York Times erin slaagt om een promille van zijn bezoekers te laten betalen (een hoge schatting, naar mijn idee), zijn ze spekkoper. Maar zelfs nu.nl, de best bezochte Nederlandse nieuwssite, zou het met dat promille niet redden. Niet dat ze dat in overweging hebben, begrijp ik van hoofdredacteur Laurens Verhagen.

Ik blijf geloven in het oude model, dat je in Marxistische termen zou kunnen herdefiniëren: nieuws is een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor het succes van een site. Met nieuws trek je massa; en zodra je die massa hebt, kun je gaan denken aan nieuwe producten waarvoor je wel geld zou kunnen vragen. Nieuws an sich: is waardeloos.

Hirsi Ali op het Volkskrantblog

Tot groot chagrijn van een enkeling die het onderwerp meer dan moe is, was er eigenlijk maar één onderwerp dat er de afgelopen week toe deed op het Volkskrantblog: de rel rondom het Nederlanderschap van Ayaan Hirsi Ali. De Volkskrant-commentaren die hierover handelden, kregen duizenden hits extra, en een enorme hoeveelheid reacties. Maar ook andere bloggers lieten zich gelden: Google geeft maar liefst 50 duizend hits op de naam Hirsi Ali op het Volkskrantblog. De afgelopen drie dagen zijn er naar schatting 500 berichten op het Volkskrantblog aan de affaire gewijd.

Een van de Volkskrant-commentaren (gepubliceerd op woensdag, onder de kop ‘Afgang voor Nederland’) werd niet warm onthaald door de Volkskrantbloggers. Blogger ‘Qabouter’ noemt het een ‘prutsstuk’: ‘Verdonk heeft niet besloten Ayaan van haar Nederlanderschap de beroven. Verdonk heeft geconstateerd dat het Nederlanderschap nooit verleend is geweest’.

Blogger ‘DJ’ valt over de volgende zin in het commentaar: ‘Opgejaagd en beroofd van een veilig dak boven haar hoofd, besloot Hirsi Ali haar heil in de VS te zoeken’. ‘Demagogische prietpraat’, noemt DJ dat. ‘Haar overgang naar de hoogst biedende partij (en passant eventjes wisselend van sociaal-democratie via liberalisme naar neo-conservatisme, hetgeen ik niet anders kan zien dan als politieke prostitutie) was allang in kannen en kruiken.’

En Volkskrantblogger Rob vindt ook dat de krant de plank misslaat: ‘Hoe is Hirsi Ali gedwongen het land te verlaten? Door wie? Is het niet zo, dat minister Donner in beroep is tegen de beslissing van de rechter om haar uit haar huis te zetten? Is het niet zo, dat ze zelf al weg wilde? Is het niet zo, dat we gisteravond en -nacht de voltallige volksvertegenwoordiging in het geweer zagen komen tegen de “constatering” van Verdonk?’

Toch werd het Volkskrantblog de afgelopen dagen, in ieder geval kwantitatief, gedomineerd door mensen die het opnamen voor Hirsi Ali. Wie het vooral moeten ontgelden, zijn Verdonk, de VVD die van hypocrisie wordt beschuldigd, en Zembla, het programma dat de affaire aan het rollen bracht.

Blogger Voordaan brengt met haar stellige voorspelling ‘Minister Verdonk treedt af’ de meeste pennen in beweging. ‘Minister Verdonk zal aftreden. Dat is niet koffiedik kijken, dat is niet doemdenken, dat is de enige conclusie die je kunt trekken na een lange dag kijken en luisteren naar de discussies binnen de Tweede Kamer’.

‘Het kan niet zo zijn dat een minister solistisch opereert. Een minister die geen ruggespraak houdt gedraagt zich als despoot. Als alleenheerser. De toekomst van ons land mag niet in de handen liggen van iemand die in haar eentje wikt en weegt. Dat is een zeer grote bedreiging van onze democratie’, meent Voordaan.

Zij schreef dit bericht op dinsdagavond, om tien voor twaalf; enkele uren voordat Verdonk alsnog boog voor de wens van de Tweede Kamer. In de uren daarna ontspon zich onder haar bericht een fascinerend semi-live verslag van het debat in de Kamer. Dat eindigde iets na drie uur in de ochtend met de opmerking van Alib: ‘De loden dame heeft ingebonden. Hoofd rechtop (‘ik blijf bij mijn standpunt, ik kon niet anders’) maar ondertussen deemoedig het hoofd buigend. Het werd tijd.’

Attila Arda, die schrijft een tot Nederlander genaturaliseerde Turk te zijn, maakt zich zorgen; en Alib Bondon hoopt dat de affaire bij veel politici tot het inzicht leidt dat het beleid van Verdonk een doodlopende weg is. Bloggers Theodora en App daarentegen weten het zo zeker nog niet. Theodora pleit voor gelijke toepassing van de wet voor iedereen: ‘Zo probeer ik te kijken naar de kwestie Ayaan Hirsi Ali en Rita Verdonk. Rita Verdonk houdt zich aan de wet. Dat kun je hard noemen, standvastig, bruut, walgelijk en ik weet niet wat allemaal meer, maar zij houdt zich aan de regels. Liegen mag niet, maar voortrekken kan helemaal niet. Wij zijn immers gelijk.’

Sterren staan gunstig

Op het gevaar af te worden gezien als een journalist die er slechts op uit is in een goed blaadje te komen bij zijn baas, wil ik het toch opnemen voor mijn hoofdredacteur, Pieter Broertjes.

Die kreeg gisteren in deze krant het verwijt dat hij slechts een door het neoliberaal perspectief gekleurde blik heeft op de toekomst van de kwaliteitsjournalistiek in Nederland, met een nadruk op de economische aspecten: het overleven van traditionele kranten en omroepen.

Jan van Groesen en Kees Haak, betrokken bij de Stichting Media-ombudsman Nederland, vinden dat Broertjes in zijn afscheidsrede voor het Genootschap van Hoofdredacteuren te weinig stilstond ‘bij de structurele oorzaken van het wegvallen van krantentitels en bij het negatieve effect daarvan op de functie van de journalistiek’.

Van Groesen en Haak weten niet erg duidelijk te maken wat dan wél de structurele oorzaken zijn. Misschien ligt de sleutel van hun opvatting wel in de opmerking dat ‘de klad in krantenland is ingetreden nadat de notie van een krant als ideëel product werd ingewisseld voor een marktproduct […] Met die wisseling van identiteit zijn het gezag en de geloofwaardigheid van het dagblad aanzienlijk afgenomen’.

Dat klinkt een beetje merkwaardig, alsof de auteurs zouden terugverlangen naar de kranten van de jaren zeventig, met hun ideologische vooringenomenheid en hun polariserende stijl. Ik heb voor de grap wel eens wat titels (Telegraaf, Volkskrant, NRC, Trouw) uit die jaren bekeken; en wat vooral bijblijft is het, naar de normen van onze tijd, enorme amateurisme waarmee die kranten zijn gemaakt.

De lessen die we moeten trekken uit het weglopen van ons publiek liggen juist níet in een terugkeer naar de partijdigheid van de jaren zeventig, maar in het serieuzer nemen van de zorgen en wensen van de moderne nieuwsconsument. Dat is in zekere zin een buiging voor de markt; maar ik geef er de voorkeur aan (want het is productiever) om dit te interpreteren als een kans op journalistieke vernieuwing.

En juist daar zijn talloze kranten op dit moment druk mee bezig. Het is nog te vroeg om een eindoordeel te vellen over de pogingen van het Algemeen Dagblad en zijn regionale kopbladen om de lezer beter van dienst te zijn; maar dat die pogingen mede worden ingegeven door echte zorgen over journalistieke relevantie en dienstbaarheid, staat buiten kijf.

Regionale kranten als het Dagblad van het Noorden en Tubantia, evenals de Volkskrant, doen manmoedige pogingen om hun lezers een podium te verschaffen voor discussie en burgerjournalistiek. Dat deze pogingen niet allemaal succesvol zijn, is helder.
Maar zie ze als investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Waar die investeringen vroeger beperkt bleven tot gesleutel aan de journalistieke formule, dienen ze tegenwoordig veel fundamentelere vragen te beantwoorden: wat is de rol van de journalistiek in de moderne informatiemaatschappij? Waarom zou een burger, die kan kiezen uit honderden informatiebronnen, online en offline, nog voor een krant kiezen? Hoe garanderen we kwaliteit en betrouwbaarheid als van ons wordt gevraagd dat we steeds sneller zijn in onze berichtgeving? Hoe filteren we de berichtgeving die tot ons komt uit al die duizenden weblogs van burgerjournalisten?

Journalisten hoeven zich niet bedreigd te voelen door alle nieuwe ontwikkelingen, want er blijft naar mijn vaste overtuiging altijd behoefte bestaan aan professionele selectie en filtering van het nieuws. Maar journalisten dienen wel open te staan voor nieuwe manieren van nieuwsgaring en verspreiding. En wat dat betreft staan de sterren gunstig.