Amerikaanse leger creëert fake accounts voor sociale media

Tja, zo kan het natuurlijk ook. Volgens de Guardian heeft het Amerikaanse leger software in ontwikkeling om automatisch accounts aan te maken op verschillende sociale media zoals Facebook en Twitter. Die personae kunnen vervolgens worden gebruikt, aldus het verhaal, om in het geheim conversaties van andere gebruikers te beïnvloeden en Amerikaanse propaganda te bedrijven.

De software van de Californische onderneming NTrepid (kosten: 2,76 miljoen dollaar) zou één soldaat in staat stellen om zichzelf virtueel tienmaal te vermenigvuldigen en evenzoveel accounts aan te sturen.

Een van de kenmerken van het sociale web is dat het is gebouwd op reputatie. Werkelijke namen doen er niet toe – iemand die al jaren onder een fakenaam actief is op willekeurig welk sociaal netwerk (of dat nu Marktplaats is of Facebook of Second Life) heeft onder zijn fakenaam een eigen identiteit opgebouwd, die voor hem net zo waardevol is als zijn echte naam in het werkelijke leven.

Het beangstigende van de nu in te zetten software is niet de ontwikkeling ervan. Maar wel de inzet door het Amerikaanse leger, juist omdat het de bijl zet aan dat reputatiesysteem. De software doet kennelijk niet veel meer dan een aantal virtuele omgevingen creëren op één computer waardoor tegelijkertijd die verschillende accounts kunnen worden aangestuurd. Tegelijkertijd zal er een soort mechanisme in moeten zitten dat het mogelijk maakt om achtergronden en ‘levens’ te construeren en consistent te houden door de tijd.

Verandert dit echt iets in de manier waarop we omgaan met de informatie die tot ons komt via sociale netwerken? Dat denk ik eigenlijk niet. We moesten hoe dan ook alle status-updates en tweets met een korrel zou nemen, zeker als die over zaken gingen die ook journalistiek relevant zouden kunnen zijn. Daarin komt niet wezenlijk verandering. Het gaat er meer om dat desinformatie via sociale netwerken nu officieel onderdeel van het Amerikaanse beleid wordt. En daarover ben ik toch wel enigszins geschokt. Als een officiële woordvoerder nepverhalen onder een nepidentiteit gaat ophangen in officiële briefings voor de pers, dan zou de wereld te klein zijn. Ik vind dat deze praktijk evenmin door de beugel kan.

Update: zie hier het commentaar van Jeff Jarvis over de campagne.

Bronnen voor ‘long-form’ journalistiek

Nieuwe column op de Volkskrant-site gaat over long-form journalistiek. Centrale lijn in het betoog: Twitter en andere sociale media worden steeds meer gebruikt op een manier waarvoor ze eigenlijk niet bedoeld zijn. Status-updates nemen de plaats in van het verhaal; het mooie, lange, goed doorwrochte en onderbouwde verhaal verliest terrein. Jammer.

Voelde me aangesproken door een oproep van een programmeur, Chris Shiflett, om van maart een internationale blogmaand te maken. Het werd opgepakt door Matthew Weier O’Phinney, de hoofdarchitect van het Zend Framework, die op zijn blog meldt hoe hij een lange discussie voerde, op Twitter, over een of ander softwareprobleem. De oplossing waar ze na verloop van tijd op kwamen, verdween natuurlijk als een razende het stenen Twittertijdperk in, de onpeilbare diepten van de tijdlijn. Wat betekent: zo goed als onvindbaar. Had ik er maar een blog van gemaakt, verzucht-ie; dan had het door meer mensen gevonden en gelezen kunnen worden.

Dit hele betoog sluit mooi aan bij een onderwerp waar ik het al langer over wilde hebben naar aanleiding van een stuk van begin februari in Business Week. Technologie zou wel eens de redding kunnen zijn van ‘long form’ journalism. Op het web, is de strekking, lezen we geen lange verhalen meer. Veel van ons browsegedrag wordt bepaald door de omgeving waarin we verkeren. Als we op ons werk zitten, hebben we geen tijd om lang stil te staan bij de soms interessante pagina’s die we tegenkomen. We willen ze eigenlijk wel graag bewaren om ze later op ons gemak, liefst op onze tablet op de bank, nog eens door te lezen. Komt er meestal niet van, mede omdat de meeste browsers weinig andere opties bieden voor het opslaan van een stuk dan een bookmark te maken. En dat lijkt dan weer overkill.

En voila: duiken er zomaar een paar applicaties op die het bewaren van langere stukken mogelijk maken. Instapaper gebruik ik zelf met veel plezier, maar ReadItLater en Longform lijken prima alternatieven. En ik merk inderdaad dat ik er gemakkelijker toe kom om weer langere verhalen te lezen. Met mij vele miljoenen anderen, zo lijkt het.

Ben het niet eens met de bewering van Business Week dat deze applicaties de redding van de traditionele journalistiek vormen; daarvoor zijn ze natuurlijk ook helemaal niet gemaakt. Elke lang verhaal, inclusief de technische handleidingen van Matthew Weier O’Phinney, kunnen op deze manier worden opgeslagen en later worden teruggelezen.

Maar goed, misschien moet ik mijn collega’s van de geschreven pers hun schamele hoop gunnen. Per slot van rekening was dit ook de week waarin duidelijk werd dat nieuwsconsumenten in de VS inmiddels hun informatie meer van het web halen dan uit de kranten. En stond in de Volkskrant (dat dan weer wel, maar helaas niet online) dat in de afgelopen tien jaar een kwart van de Nederlandse dagbladjournalisten hun werk hebben verloren. Hun aantallen zijn gedaald van dik vierduizend naar dik drieduizend.

Ja, dan klamp je je aan elke strohalm vast…

De machines nemen het over

Over 35 jaar houdt de mensheid op te bestaan. Wees gerust, dit is geen Mayaanse doemvoorspelling. Integendeel. Als we wetenschapper, uitvinder en futuroloog Ray Kurzweil moeten geloven staan we juist aan het begin van een glorieuze nieuwe dageraad. Kurzweil zegt dat de zon opkomt boven een mensheid die onherkenbaar zal zijn veranderd door  de steeds snellere vooruitgang van kennis op drie gebieden: de nanotechnologie, de biomedische wetenschap en kunstmatige intelligentie. De progressie op deze drie terreinen versterkt elkaar: door nanotechnologie kunnen computers sneller en sterker worden, waarmee we weer rapper de biologische geheimen van ons leven ontrafelen.

In 2045 hebben we het punt bereikt dat Kurzweil ‘singulariteit’ noemt. Wij mensen zullen geleidelijk aan uit steeds meer kunstmatige onderdelen bestaan. Het onderscheid tussen mens en computer vervaagt. We zullen kapotte onderdelen vervangen zoals bij dertigduizend Parkinson-patiënten is gebeurd, die hun ziekte met neurologische implantaten proberen te bestrijden. Met nanotechnologie kunnen we alles maken wat we willen, van onuitputtelijke voedselvoorraden tot energiebronnen die niet opraken. Ziekte behoort tot het verleden – en dood hoeven we ook niet meer.

Ik ben onvoldoende wetenschapper om het waarheidsgehalte van Kurzweils claims te kunnen beoordelen, maar genoeg romanticus om de aantrekkelijkheid ervan te kunnen inzien. Stel je voor, als je nu vijftig bent kun je de onsterfelijkheid nog bereiken! Dat zou wat zijn. Het klinkt als science fiction – maar zoals schrijver Lev Grossman terecht opmerkt in een recent nummer van Time Magazine, Kurzweils toekomstvisioen bevat net zoveel fictie als het weerbericht. Per slot van rekening worden computers niet alleen sneller, ze worden sneller in een steeds rapper tempo. De singulariteit is een serieuze hypothese over de toekomst van de mensheid die door tal van wetenschappers wordt onderzocht. NASA is gastheer van de singulariteits-universiteit waar studenten van alle grote universiteiten het fenomeen diepgaand bestuderen. Google is een belangrijke sponsor. Google-oprichter Larry Page houdt er toespraken.

Kurzweil is een optimist. Computers die steeds sneller worden en steeds intelligenter zullen nooit een bedreiging vormen voor de mensheid. The Matrix is en blijft een film, de machines nemen ons leven niet over. ‘Vanuit het perspectief van een biologische mensheid zullen deze bovenmenselijke intelligenties zich aan ons voordoen als onze trouwe dienaren, die in al onze behoeften en noden zullen voorzien’, schrijft hij. Sommige cijfers lijken hem gelijk te geven. Dat beamen niet alleen die dertigduizend patiënten met Parkinson, maar ervaren we ook zelf: als onze iPhone van ons afgepakt wordt, voelen we ons alsof we onze rechterhand kwijt zijn.

Niet iedereen deelt Kurzweils optimisme. Er is geen garantie dat de machines ons leven niet zullen overnemen. Maar los van de vraag naar het realiteitsgehalte en de positieve dan wel negatieve effecten van de singulariteit, het hele idee roept belangrijke vragen op over ons mens-zijn en onze intelligentie. De pure intellectuele capaciteiten van de mens kunnen heel goed worden nagebouwd. IBM is er per slot van rekening in geslaagd een computer te bouwen die de beste deelnemers van een Amerikaanse kennisquiz vorige week kon verslaan.

Maar het is niet alleen ons intellect wat ons tot mens maakt; het is onze hele sociale omgeving, onze sociale netwerken, onze emotionaliteit die karakteristiek zijn. We bouwen steeds snellere en betere computers die ons steeds meer dichter bij de singulariteit brengen: ze helpen bij de bestrijding van ziektes en bij het oplossen van het energieprobleem. Deze computers hebben in de afgelopen vijf jaar 600 miljoen mensen, wereldwijd, aan elkaar verbonden via elektronische netwerken. Hoe garanderen we dat deze nieuwe kunstmatige intelligentie zo ‘menselijk’ mogelijk is – dat ze inderdaad de mensheid dienen in plaats van haar tot slaaf maken?

Dat zijn volgens mij de belangrijke vragen van de singulariteit – en ik denk dat het tijd wordt dat we daarover ook in Nederland met elkaar in debat gaan.

We ‘raden niet aan’, maar ‘vinden wel leuk’

Op Nieman Journalism Lab, een site voor journalistieke vernieuwing, staat een interessant verhaal over het vervangen van Facebooks ‘share’ knop door de ‘like’ knop. We delen steeds minder, en vinden steeds vaker leuk. De reden is betrekkelijk simpel, zowel voor de gebruikers als voor de aanbieders van deze knoppen.

Iets leuk vinden is leuk, en wil je graag delen. Hee vrienden, kijk eens wat ’n leuke site ik gevonden heb. Vind jij vast ook geweldig. Misschien kun je er iets mee. Iets delen, laat staan iets aanraden, stelt Nieman terecht, voelt veel meer als een klus. O ja, dit moet ik ook nog even doorgeven aan die collega. Niet vergeten  te doen. O shit, toch vergeten… nou ja, je voelt denk ik ook wel het verschil. Dat wat betreft de gebruikers.

Voor de aanbieders van de knoppen is het voordeel nog evidenter. Gebruikers klikken veel vaker op de ‘like’ dan op de ‘share’ knop. Voor de keuze gesteld of een bericht 100 of 1000 keer wordt verspreid via het gigantische sociale netwerk dat Facebook is, hoef je niet lang na te denken: like, dus.

Toch is de keuze wellicht minder gemakkelijk dan het hier lijkt, zeker voor traditionele nieuwsorganisaties. Als ik een bericht heb over de opstand in Libië, wat betekent het dan precies dat ik dit bericht ‘leuk’ vind? Vind ik de opstand zelf leuk, of vind ik het bericht goed? Dat is niet zo evident.

Ook de meeste Nederlandse nieuwssites lijken zich aan de ‘conventie’ te houden – voor zover je al kunt spreken van een conventie. Op vk.nl wordt ‘aanraden’ gebruikt, net als bij telegraaf.nl, trouw.nl en ad.nl. NRC hanteert ‘recommend’, mogelijk omdat ze in Rotterdam nog niet zijn toegekomen aan de vertaling. Maar misschien vinden ze het gewoonweg sjieker staan. Tweakers.net, een techblog met nieuws, gebruikt ‘delen’, terwijl GeenStijl op zijn nieuwe site helemaal niet van het bestaan van Facebook op de hoogte lijkt. Sowieso vind ik het opvallend dat GeenStijl niet is ingeplugd in de sociale netwerken.

Nieman trekt de conclusie dat nieuwsorganisaties zich bewust moeten zijn van die voorkeur van nieuwsconsumenten: iets ‘leuk’ vinden werkt beter dan iets ‘aanraden’, en dat betekent misschien wel dat je daarmee rekening moet houden met de keuze van je nieuws. Vind ik wel wat ver gaan. Maar een andere conclusie deel ik wel: als je publiceert op het internet en je wilt het multiplier effect gebruiken dat sociale media kunnen hebben, volstaat het niet om een Facebook of Hyves knopje onder je artikel te zetten. Vind je sociale media echt belangrijk, dan moet je je content daarop afstemmen en rekening houden met de voorkeuren van je publiek. Zij verspreiden alleen nieuwtjes in hun eigen sociale netwerk die ze echt ‘leuk’ vinden, die werkelijk de moeite waard zijn.

Disclaimer: ik realiseer me dat ik moet werken aan dat nietszeggende rijtje knopjes onder dit verhaal, achter het kopje ‘share’. Voorlopig beschouw ik het maar als een klein service-element op deze site.