Firefox? Laat maar zitten

Gisteren heb ik Firefox aan de kant gezet. En ik heb er geen spijt van. Mijn default browser is Google Chrome geworden, en wat heerlijk is het om pagina’s meteen voor je neus te zien, in plaats van een minuutje of wat te moeten wachten totdat het FF belieft om een site te renderen. Om nog maar te zwijgen van de opstartsnelheid.

Om eerlijk te zijn: FF’s traagheid ligt ongetwijfeld aan mij. Veel te veel add-ons geïnstalleerd. Maar omdat ik met enige regelmaat zelf websites bouw, zijn die add-ons voor mij ook onmisbaar. En dat blijven ze. Dus FF verdwijnt voorlopig niet van mijn laptop. Maar die browser start ik voortaan alleen nog maar als ik een site aan het bouwen of debuggen ben.

Investeerder zoekt ideeën

Y Combinator zegt van zichzelf een investeerder te zijn die meer is geïnteresseerd in ideeën dan in uitgewerkte businessplannen. Ik ken die club verder niet, maar wat me in ieder geval aan ze bevalt is dat ze deze recessie gebruiken om uit te breiden. Ze willen het komend jaar zestig startups financieren, in plaats van veertig.

The proof of the pudding is in the eating: kom maar op, zeggen ze. Op hun site doen ze een oproep, een request for startup. Journalistiek is er eentje van. Journalisten realiseren zich te weinig dat hun beroepspraktijk zoals die nu bestaat, rechtstreeks voortkomt uit een verdienmodel dat in de 20e eeuw zeer succesvol is geweest.

Maar die tijd is voorbij. “What would a content site look like if you started from how to make money—as print media once did—instead of taking a particular form of journalism as a given and treating how to make money from it as an afterthought?”

 

De trend naar gratis voorbij…

De Telegraaf wil geld gaan vragen voor toegang tot zijn sites. Dat zou ik een geweldig idee vinden (ironie-teken…). Vooral voor mijn eigen baas (de Volkskrant), mits die zich door de nieuwe eigenaar Van Thillo niet gek laat maken door ook geld te gaan vragen aan zijn sitebezoekers.

Voor zover ik daar enige invloed op kan uitoefenen, zal ik mijn best doen om dat tegen te houden. De fundamentele denkfout die wordt gemaakt, is dat onze bezoekers bereid zouden zijn te betalen voor informatie op het web; sterker, dat onze abonnees op de papieren editie hun portemonnee trekken voor de informatie die ze in de krant lezen.

Want waarvoor betaal je nou eigenlijk, als je een abonnement hebt? Volgens mij betaal je voornamelijk gemak. Het gemak dat je ’s morgens bij het opstaan alle nieuws en achtergronden overzichtelijk geordend en gerangschikt in je brievenbus vindt. Je betaalt voor de specifieke vorm van distributie die een krantenabonnement met zich meebrengt. Je betaalt dus voor de inkt, voor de drukkerij, voor het papier (die overigens ook veruit het grootste deel van de kostenkant van de begroting uitmaken). Ik wil best betalen voor dat gemak; en ik ben bereid te accepteren dat papier en distributie geld kosten.

Je betaalt dus niet voor de informatie op zich; je zou kunnen beweren dat de informatie al bestaat, en op veel verschillende manieren tot je kan komen. En waarom zou ik betalen voor een product (informatie) dat rondzweeft in cyberspace en dat ik met een klein beetje extra moeite zelf kan vinden, verrijken, mash-uppen en doorgeven? En dat is de crux: wat ik werkelijk, vanuit professioneel oogpunt, belangrijk vindt, dat is voor mij wel geld waard. Want dat kan ik beschouwen als een investering in mijn eigen toekomst. Maar dat soort informatie vind ik zelden of nooit bij generieke nieuwsmedia als de Telegraaf of de Volkskrant; voor dat type informatie struin ik mijn rss-feeds af, gebruik ik mijn netwerk, en lees ik specialistische magazines.

Maar zelfs de beste analyse, de mooiste reportage, de spannendste reconstructie: zodra daarvoor geld wordt gevraagd, ben ik weg. En ik vermoed met mij de meeste bezoekers.

Nederland kampt daarbij met een extra probleem: het kleine taalgebied. Als de New York Times erin slaagt om een promille van zijn bezoekers te laten betalen (een hoge schatting, naar mijn idee), zijn ze spekkoper. Maar zelfs nu.nl, de best bezochte Nederlandse nieuwssite, zou het met dat promille niet redden. Niet dat ze dat in overweging hebben, begrijp ik van hoofdredacteur Laurens Verhagen.

Ik blijf geloven in het oude model, dat je in Marxistische termen zou kunnen herdefiniëren: nieuws is een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor het succes van een site. Met nieuws trek je massa; en zodra je die massa hebt, kun je gaan denken aan nieuwe producten waarvoor je wel geld zou kunnen vragen. Nieuws an sich: is waardeloos.

Journalistiek hoeft niet te vrezen

Iedereen die me wel eens heeft horen spreken, weet dat ik absoluut niet bang ben voor de teloorgang van de journalistiek – mits de uitgevers en de hoofdredacties bij de les blijven.

Nieuwe media vormen geen bedreiging, maar een kans. Eerst: wie zich zorgen moet maken over de opkomst van nieuwe media, zijn de beroepsgroepen die zich met papier en distributie bezighouden. Dat de drukkers, de vrachtrijders, de bezorgers hun beste tijd hebben gehad, dat staat als een paal boven water. Maar er zal altijd behoefte blijven aan mensen die er hun beroep van maken om informatie te filteren, te selecteren, te her-verpakken en mooi te presenteren. Journalisten, dus.

Het genoemde voorbehoud (dat uitgevers het hoofd koel houden) is niet onbelangrijk, en wat dat betreft zijn de voortekenen niet gunstig. Bijna alle uitgevers worden gedreven door angst om (dieper) in de rode cijfers te raken. Ze zoeken naar bezuinigingen, en vinden die in de journalistieke kwaliteit. Het commerciële nut van een extra krantenpagina of een correspondent in Japan is immers moeilijk aan te tonen. Dat is een gemakkelijke bezuiniging!

Gemakkelijk, maar verkeerd.

AOL heeft dat goed begrepen. Ik heb het bericht gemist (door mijn vakantie), maar op Techcrunch deed Michael Arrington een interessant gedachtenexperiment. Wat als de 10 procent van de beste journalisten van de New York Times zou besluiten om onmiddellijk op te stappen? Het vergt weinig verbeelding om tot de conclusie te komen dat de oude dame die aderlating nauwelijks zou overleven.

Toch is dat de beweging die bij veel ‘oude’ media zichtbaar is. Er wordt een sfeer gecreëerd die ertoe leidt dat de grote talenten ontmoedigd raken: er is nauwelijks toekomst voor serieuze journalistiek. Zij zullen als eerste vertrekken, omdat ze het snelst elders aan de bak komen. AOL pikt ze allemaal op. Zij hebben inmiddels een newsroom van 1500 man sterk; daarmee is deze Amerikaanse provider hard op weg een van de belangrijkste nieuwsorganisaties ter wereld te worden.

Arrington haalt ook het voorbeeld aan van Politico: journalisten beginnen voor zichzelf, slagen erin om in korte tijd een grote schare trouwe bezoekers aan zich te binden, en zijn vervolgens winstgevend – zelfs met (slik) een print-editie! Waarom: omdat ze zuinig aan kunnen doen met overhead. Dáar wordt op bezuinigd, niet op de journalistieke inhoud.

Het politico-voorbeeld is in Nederland niet gemakkelijk na te volgen, vanwege de veel kleinere markt. Je hebt massa nodig voordat zo’n experiment commercieel enige kans van slagen heeft. Maar los daarvan; in Nederland wint de angst het van de moed, en het bouwen van hoge muren is belangrijker dan het opengooien van ramen en deuren.

Het wordt tijd voor verandering!

Murdoch is gek geworden

Nou ja, dat is misschien een beetje kort door de bocht. Per slot van rekening wordt een gek geen multimiljardair met het uitgeven van kranten.

Hij maakte vandaag bekend dat hij voortaan geld wil vragen aan de bezoekers van zijn nieuwssites. Dat de Wall Street Journal niet volledig gratis is, is niet nieuw natuurlijk; maar dat ook brede publiekssites zoals die van Fox en The Times een entreeheffing gaan vragen, is nieuw. Murdoch is kort in zijn verklaring: kwaliteitsjournalistiek kost geld.

Daarin heeft hij gelijk. Maar of hij met dit plan hét verdienmodel heeft gevonden voor de activiteiten van krantenuitgevers op internet, valt te betwijfelen. Er is helemaal niks veranderd aan de onderliggende economie van het online nieuws: dat is overvloedig en gratis beschikbaar. Je zult je dus als journalistieke organisatie wel heel erg moeten onderscheiden willen mensen bereid zijn de portemonnee te trekken om specifiek jouw berichten te lezen.

Het is al vaker beweerd, en het lijkt me een constante: alleen voor echte premium content willen mensen betalen. Niet voor nieuws dat je overal elders op internet ook kunt vinden. De Wall Street Journal lijkt me de enige titel in de Murdoch-stal die zulke exclusieve content te bieden heeft. De rest? Neuh.