Gif uit de blogosfeer

Weblogs zijn niet meer weg te denken van het internet – ze zijn er net zo’n integraal onderdeel van geworden als het world wide web of email. Veruit de meeste blogs laten zich lezen als een dagboek: meer of minder persoonlijke journaals van de gebeurtenissen in je leven.
Een minderheid is op de buitenwereld gericht; en een nog veel kleinere minderheid oefent daadwerkelijk invloed uit met zijn weblog. Daarvoor moet je al gauw de oceaan over, naar de Verenigde Staten, waar politici en gevestigde media de ‘blogosfeer’, noodgedwongen, steeds serieuzer nemen.

Een recent voorbeeld: nog voordat de Italiaanse staatsomroep RAI het nieuws naar buiten bracht dat Amerikaanse troepen bij de belegering van Fallujah in Irak mogelijk fosforgranaten hadden gebruikt en daarmee chemische wapens hadden ingezet, waren Amerikaanse bloggers hiervan al op de hoogte. Eerder dan de RAI zelf verspreidden zij het nieuws dat de omroep over het onderwerp een programma had gemaakt.

En interessant is ook dat de eerste melding, daags voor de uitzending, kwam van een weblog dat zichzelf betitelt als voorstander van een harde aanpak in Irak en als supporter van president Bush. De schrijver, ene ‘Rob’ op sayanythingblog.com, presenteert het bericht als propaganda van Bush’ halfzachte tegenstanders, die alles uit de kast halen om de president en het Amerikaanse leger zwart te maken.

Op het Volkskrantblog worden geen grote onthullingen gedaan, maar wordt wel degelijk politiek besproken. We hebben een aantal categorieën ingericht (politiek, zorg, onderwijs, overheid, wetenschap, werk) die zich goed lenen voor commentaren en columns. Er wordt ook grif gebruik van gemaakt. Jasper Boon, een student die een jaar doorbrengt in Utah, een conservatieve staat in het noorden van de Verenigde Staten, is bezig met een serie van nu al meer dan veertig verhalen over zijn belevenissen. Zijn werk is een mengeling van persoonlijke indrukken en politieke exposés.

Zo schrijft hij over de Amerikaanse voorliefde voor vlaggen en ceremonieel vertoon. Boon nam een paar weken geleden een kijkje bij het leger, onderdeel van zijn voornemen om het land tijdens zijn jaar in de VS zo goed mogelijk te leren kennen. Hij staat stil bij een spreuk die hij op een muur las: “Never forget why you serve: to defend freedom” (Vergeet niet waarom je dient: om de vrijheid te verdedigen). Boon schrijft: ‘Amerika is het sterkste land ter wereld. In de geschiedenis hebben we meer grootmachten gezien. Nazi-Duitsland, Sovjet-Unie, het Britse Empire, het Ottomaanse Rijk, het Romeinse Rijk. Voor welke idealen vochten deze landen? Om het welzijn van een kleine elite, of om het welzijn van een bepaald volk of ras, of om het welzijn van een land. Maar niet om het ideaal vrijheid, in de hele wereld.

‘Veel mensen denken dat Amerika alleen uit eigenbelang handelt. Ik niet. Eigenbelang speelt een rol, en dat is ook niet vreemd of afkeurenswaardig. Maar in de eerste plaats staat Amerika voor het ideaal vrijheid, en staat het Amerikaanse leger voor het ideaal vrijheid.’

Ene ‘makker’ reageert fel: ‘Tja, die Jasper is blijkbaar al flink gedrilld en gebrainwashed met die valse beloftes en pretenties die er ze bij het Amerikaanse leger er in stampen. Kijk maar eens om je heen wat voor ellende dat klote Amerika de wereld heeft gebracht. De VS is een egoïstisch, agressief, hypcriet en zelfgenoegzaam land dat de wereld zijn eigen corrupte waarden wil bijbrengen.’

Heldere taal, waarvan Boon zich niet onder de indruk toont: ‘Ik ben dankbaar voor de Amerikaanse inspanningen ruim zestig jaar geleden, waardoor jij in alle vrijheid kunt zeggen wat je zegt.’

Boon is een typisch voorbeeld van iemand die heftige reacties oproept op het Volkskrantblog. Sommige mensen dwepen met hem: ‘Doorgaan Jasper, ik vind het mooi dat je de tijd en de moeite neemt je bevindingen op te tekenen’, schrijft JB. En anderen hekelen zijn ‘belerende toon’ en vinden dat hij veel te veel dweept met Amerika.

Boon is, hoe dan ook, een man van de lange adem. Met een ijzeren regelmaat publiceert hij nieuwe berichten uit Utah. Maar talrijker zijn de mensen die kort willen reageren op een actueel onderwerp. Deze week vormde het overlijden van een baby, een kind van ouders die door de autoriteiten eerst werden betiteld als ‘zwakbegaafd’ en vervolgens als ‘sociaal zwak’ en ‘heel simpel’, zo’n onderwerp. Nadat ‘Zwollywood’ als eerste het bericht signaleerde, ging Kees van Loon in op het plan van de PvdA om sommige mensen het krijgen van kinderen onmogelijk te maken. Hij waarschuwt voor toestanden als ‘in het communistisch land China’.

Beiden publiceerden in de rubriek ‘zorg’. Het is interessant – maar het is niet wat we eigenlijk wilden toen we het categorieënsysteem bedachten. Het idee was dat in die rubrieken juist de mensen uit de praktijk aan het woord zouden komen: in de zorgcategorie de verplegers, de artsen, de verpleeghuiswerkers; in de onderwijscategorie de onderwijzers, leraren en conciërges, met verhalen uit de praktijk van ziekenhuiskamer en klaslokaal. Dat gebeurt helaas nog te weinig.

Een gezonde schrikreactie

Het Volkskrantblog leidt soms tot onverwachte verschijnselen. ‘Marlene Hélène’ startte een kettingverhaal. Ze plaatste een oproep aan alle bezoekers van haar weblog om een vervolg te geven aan de beginzin ‘Met een toeterend geluid snoot hij nog een tissue vol’. Meer dan 160 mensen deden mee; het resultaat is een tamelijk absurdistisch, volstrekt onleesbaar, maar wel komisch bericht geworden.

Nog een onvoorzien resultaat: er ontstaan virtuele feesten. ‘Tijdrover’, ‘Jos Goedmakers’ en anderen hebben een partijtje gegeven, waarvan de volgende dag op het weblog verslag wordt gedaan. Inmiddels kijkt de harde kern onder de inmiddels 1700 webloggers naar de Volkskrant in de hoop dat wij zo’n virtueel feestje omzetten in een real life evenement.

Goedmakers heeft overigens vaker nieuwe toepassingen bedacht van het Volkskrantblog. Hij poneerde een tijdlang stellingen waarop anderen konden reageren via het aanbevelingssysteem dat we hanteerden; en nu kopieert hij een idee van de BBC door foto’s zonder onderschrift te plaatsen en zijn bezoekers uit te nodigen om daarbij het bijschrift te bedenken.

Ik vind dit mooie ontwikkelingen. Ze tonen voor mij aan dat het Volkskrantblog een eigen leven begint te leiden, en dat het zich een plaats verovert in het leven van de gebruikers. Er ontstaat langzamerhand een gemeenschap van schrijvers en fotografen die elkaar leren kennen en waarderen.

Natuurlijk kleeft daaraan ook een risico. Ik zou niet willen dat de gemeenschap zo hecht wordt dat nieuwelingen zich buitengesloten voelen en er moeilijk tussenkomen. Daar moeten we wel alert op zijn. Gelukkig is het niet zover.

Dat het weblog leeft, bewijst ook de diversiteit van de bijdragen. We hebben iemand die zich ’transportepidemioloog’ noemt en lange berichten schrijft over de vliegtuigindustrie en aanverwante sectoren; er zijn twaalfjarige jongetjes aan het bloggen en pubermeisjes; we hebben een elektricien die als hobby het fotograferen van wolkenluchten heeft en zijn mooiste prenten op het Volkskrantblog zet. Een stucadoor uit Den Haag doet verslag van zijn werkdag. En we hebben doorwrochte politieke en maatschappelijke analyses over het nieuwe zorgstelsel, over het onderwijs, en over de economie.

De opmerkelijkste bijdrage van deze week kwam wat mij betreft van blogger Hans Rottier, die opereert onder het alias HansR. Rottier volgde de berichtgeving op internet-weblogs na de moord op de Nijmegenaar Louis Sévèke. Hij kwam het volgende ooggetuige-verslag tegen dat hij vervolgens kopieerde naar zijn Volkskrantblog:

‘[…] toen ik te voet terugliep naar mijn kamer. Ik keek nog op mijn horloge en zag dat het iets over negen was. Toen hoorde ik een keiharde knal. Ik wist niet wat het was of waar het vandaan kwam dus liep ik gewoon door. Toen zag ik hoe op een hoek van de straat een man een pistool (of revolver, hoe het ook heet) op een liggende man richt. Weer een keiharde knal en er komt vuur uit het wapen. Een jongen die ik tegemoet loop, rent op me af en roept “Terug! Terug! Rennen!”

‘Ik duik samen met hem in een portiek van een café en hij belt de politie. Het duurt even voordat de politie er is, en even later een ambulance. Er worden linten gezet en als ik naar mijn kamer loop, zie ik hoe de politie om het slachtoffer staat en er bloed uit zijn hoofd stroomt. Hij ligt in een houding waarbij je kunt denken dat hij nog levend is, maar je weet dat het niet zo kan zijn. Ik vertel aan een huisgenoot mijn verhaal en even later ga ik naar buiten om een verklaring af te leggen bij een politieagent.

‘Terwijl ik hier mijn verhaal schrijf, is de hele straat met linten afgezet. Ik denk terug aan het moment van het tweede schot. Het is onwerkelijk. Je gelooft niet dat dit echt voor je ogen gebeurd. Als je in de portiek van het café staat, tril je van top tot teen en dringt het besef langzaam tot je door.

‘Dit is geen fictie, dit is geen mooi of indrukwekkend verhaal. Dit is onwerkelijke werkelijkheid. Ik kan er niets meer aan toevoegen. Alleen dan dat ik hier pas anderhalve week woon en sowieso al slecht sliep.’

Rottier meldt dat de schrijver van dit verslag zijn bericht betrekkelijk snel had verwijderd. Hij vroeg de ooggetuige om een toelichting: ‘dat heb ik gedaan vanwege de enorme belangstelling die in korte tijd voor mijn weblog is ontstaan. Gisteravond wist ik niet dat het om de moord ging van een politiek activist. Ik ben door veel media benaderd en heb er een aantal ook te woord gestaan, maar ik wil toch wat privacy in acht nemen, vandaar dat ik het eraf heb gehaald.’ En hij voegde eraan toe dat ook ‘veiligheidsoverwegingen’ een rol speelden.

En dit is een bekend verschijnsel. Uitgevers kennen het verschijnsel dat hun publicaties een eigen leven gaan leiden en dat ze echte invloed kunnen uitoefenen. Een blogger is zijn eigen uitgever. Veel onervaren bloggers realiseren zich dat onvoldoende en schrikken van het effect dat hun woorden kunnen hebben. Dat lijkt me een gezonde schrikreactie, als het ertoe leidt dat bloggers hun woorden eerst overwegen voordat ze ze aan hun computer toevertrouwen.

Gastheer in de bezemkast

We hebben, voor het eerst, een Volkskrantblogger verwijderd. Het was een moeilijk besluit, een beslissing die je pas in laatste instantie neemt. Een gast moet het wel heel bont maken wil je hem de deur wijzen.

Tijdens de commotie die volgde op de verwijdering moest ik denken aan de uitspraak die Marco Pastors, wethouder te Rotterdam, de kop heeft gekost. Volgens Pastors ligt criminaliteit onder moslims gecompliceerder dan wangedrag in andere groepen, omdat moslims vaak hun geloof als legitimatie opvoeren voor hun daden. Coalitiegenoot CDA vond dat Pastors, lijsttrekker van Leefbaar Rotterdam, daarmee een half jaar oude afspraak had geschonden en kon niet langer met hem samenwerken.

Is daarmee Pastors’ vrijheid van meningsuiting geschonden? Het antwoord op die vraag hangt naar mijn idee sterk af van de definitie van vrijheid. Hij komt met zijn uitspraak niet in de gevangenis. Zijn leven loopt geen gevaar – ervan uitgaande dat er geen radicale moslims met geweld genoegdoening komen eisen. Maar zijn werk als wethouder moet hij, voorlopig, opgeven.

Aan de andere kant: in het maatschappelijk verkeer moeten afspraken worden nagekomen. Dat is in de politiek niet anders dan in de handel of bij de overheid.Afspraken over spreekbevoegdheid zijn aan de orde van de dag. Als ik de vuile was van de Volkskrant ga buitenhangen, mag ik bij de hoofdredacteur op bezoek en staat mijn baan op de tocht. Dat vind ik volstrekt normaal en ik beschouw dat niet als een inperking van mijn vrijheid van meningsuiting.

Naar mijn idee staat het Rotterdamse CDA dan ook in zijn recht om het opstappen van Pastors te eisen. Pastors van zijn kant heeft het volste recht om te vinden wat hij vindt, dat van de daken te schreeuwen en te proberen daarmee verkiezingen te winnen – los van wat je vindt van de inhoud van zijn uitspraken.

Wij legitimeerden de verwijdering van de Volkskrantblogger met een verwijzing naar de gebruiksvoorwaarden. De maatregel maakte felle reacties los onder de bezoekers van de site. Sommige gebruikers steunden ons, want vonden de verwijderde blogger een grove lastpak; maar anderen hekelden de aanpak van de blog-redactie: we pleegden censuur, en we tastten de vrijheid van meningsuiting aan.

Het zal geen verbazing wekken dat wij ons die aantijging flink aantrekken, vooral omdat we hem zelf onterecht vinden. Wie op het Volkskrantblog zijn geschriften, foto’s of video’s wil plaatsen, moet zich aan een aantal simpele regels houden. Die zijn vooral ingesteld om ons juridisch te beschermen. Zo is het bijvoorbeeld niet toegestaan om berichten te plaatsen waarop copyright van andere partijen berust. Ook willen we geen porno. En we willen geen inhoud die andere mensen onevenredig benadeelt of belastert.

Is het censuur als we bijdragen verwijderen die we in strijd vinden het deze regels? Misschien wel, als je vindt dat het CDA in Rotterdam censuur pleegt door Marco Pastors de mond te snoeren waardoor hij niet meer kan zeggen wat hij denkt. Naar mijn mening is dat echter helemaal niet het geval. Pastors kan op veel andere plekken terecht met zijn mening; alleen niet meer als wethouder in een college met het CDA. Mensen die bij ons worden weggestuurd, staat het allicht vrij om elders te gaan webloggen of een eigen website te beginnen, waar ze kunnen doen wat ze willen. Alleen hoeft de Volkskrant er dan niks meer mee te maken te hebben.

Sommige reacties op de verwijdering waren oprecht teleurgesteld, boos ook. Prima. Minder prima vind ik de verdachtmakingen over onze integriteit en onze motieven. Toch laten we ons veel welgevallen. Ze horen bij de cultuur van internet en we moeten er maar aan wennen. De tijd is echt voorbij dat de kwaliteitsmedia zich konden verschuilen op een stuk krantenpapier dat slechts voor een kleine groep beroepsjournalisten toegankelijk was. Over de papieren krant hebben we nog steeds alle controle. Over het weblog regeren alleen de gebruiksvoorwaarden. Dat daar soms dingen worden geschreven, ook over onszelf, die we vervelend vinden, moeten we accepteren.

Weblogger ‘Wilma’ maakte iets soortgelijks mee. Zij schreef een stuk over de verwijdering, blogger ‘Corrie’ pakte de draad op en startte een interessante discussie over de grens tussen de vrijheid van meningsuiting en wetsovertreding. Wilma schrijft: ‘Corrie voorzag mijn bijdrage naar haar eigen interpretatie van commentaar en legde onder andere een verband met literatuur en pornografie. Dat leverde een stroom reacties op die soms regelrecht in tegenspraak waren met mijn stelling.’

En Wilma vervolgt: ‘Ook op mijn log voltrok zich een discussie die op een gegeven moment zo’n beetje buiten mij om verder ging. Alsof zich onder mijn dak een feestje aan het voltrekken was, terwijl ik als gastvrouw vertwijfeld in de bezemkast was gaan zitten. Inmiddels heeft een laatste gast, die zich ongenood in de feestvreugde had gemengd, scheldend het pand verlaten.’

En dat is denk ik wel een goede omschrijving. Op internet kan iedereen aan de haal gaan met je woorden.

In alle commotie kon ik ook mijn mening over het anoniem publiceren, waarover mijn vorige digitaal bericht ging, verder aanscherpen. Ik schreef dat ik het vaak laf vind als mensen met een duidelijke politieke overtuiging zich op het internet achter een pseudoniem verschuilen. Nu begrijp ik dat beter. Je raakt snel de macht over het stuur kwijt op het internet. Waar het eigenlijk om gaat, wordt pregnant verwoord door blogger ‘Qabouter’: het is pas laf als mensen zich achter een pseudoniem verschuilen ‘omdat ze graag willen provoceren, schelden, beledigen, zonder daarmee in problemen te komen met vrienden, werkgever of boze slachtoffers die fysiek verhaal komen halen’.

Nawoord: deze column staat vandaag in de krant, in de wekelijkse rubriek digitale berichten. Voor de regelmatige bezoekers bevat de column geen nieuws. Maar de rubriek in de krant is ook bedoeld om de krantenlezer op de hoogte te brengen van wat zich hier allemaal afspeelt. (Dit nawoord staat alleen online)

NN is de lafheid ten top

Wat mij het meest opviel in de herdenkingstoespraken voor Theo van Gogh, was de afstand tussen hen die de aantasting van de vrijheid van meningsuiting vrezen, en hen die bang zijn voor een radicalisering van de samenleving. Job Cohen zegt: ‘Weg met de angst, kies voor de hoop’. Ayaan Hirsi Ali meent: weg met de angst, kom op voor je mening. Cohen wil de boel bij elkaar houden, Theodoor Holman flapt eruit ‘ik wil zeggen dat ik de koran een kutboek vindt’.

Gevoelsmatig ligt mijn sympathie meer bij Holman dan bij Cohen. Maar ik verkeer in dubio. Want tegelijkertijd verafschuw ik de platheid en de grofheid van velen die altijd maar roepen wat in ze opkomt. Op internet is die platheid nog een graadje erger dan in het echte leven, omdat mensen zich daar in betrekkelijke anonimiteit kunnen uiten.

Dat gebeurt ook op het Volkskrantblog. Zeker op woensdag, de dag van de herdenking zelf, zijn er een paar bijdragen verschenen waar wij als redactie niet mee geassocieerd willen worden. De woordkeuze van sommige auteurs die de islam afserveren is de onze niet. Helemaal als de auteurs zich achter een pseudoniem verschuilen, is de neiging groot om streng te zijn, snel in te grijpen en een bijdrage te verwijderen.

Daarmee worden we ‘fatsoensrakkers’ en ‘schoolmeesters’ genoemd. Dat zij maar zo – misschien vinden we het zelfs een geuzennaam. We proberen een zeker niveau te garanderen, een niveau dat niet gehaald wordt als goede en legitieme discussies verzanden in ordinaire scheldpartijen of persoonlijke vetes. Gelukkig is het nog steeds een hele kleine minderheid die dat niet begrijpt; het aantal verwijderde bijdagen bedraagt nu, na anderhalve maand, nog steeds minder dan tien op de achtduizend of zo die er inmiddels zijn gepubliceerd.

Die anonimiteit begrijp ik ook niet zo goed. Natuurlijk, het is een traditie die teruggaat tot de beginjaren van het internet, toen de communicatie nog verliep via kleinere netwerken en gebruikers bekend waren met een ‘handle‘, een pseudoniem waaronder ze hun berichten publiceerden.

Ook nu is het gebruik van een schuilnaam op internet in sommige omstandigheden zeker aan te bevelen: met enige regelmaat nog krijgt de redactie van de Volkskrant het verzoek om een naam te verwijderen bij berichten die gebruikers jaren geleden plaatsten op het Singles-forum, waar vrijgezelle dames en heren met elkaar in gesprek waren. Een naam op internet kan het eeuwige leven hebben, altijd bereikbaar via Google, en dan een molensteen worden als je ooit wil solliciteren.

Wie uitgebreid over zijn privéproblemen vertelt op het internet in de hoop gelijkgezinden te treffen of opbeurende woorden te vernemen, wil anoniem blijven. Dat is zeker te billijken. Maar het gebruik van schuilnamen in politieke discussies vind ik persoonlijk een vorm van lafheid. Als je werkelijk meent wat je typt, waarom wil je daarvoor dan niet uitkomen onder je eigen naam? Dat geldt al helemaal voor de talloze lieden die, zelf anoniem blijvend, op hun websites al dan niet vermeende criminelen ontmaskeren en neerzetten met naam, toenaam, portret en adresgegevens. Dat is de lafheid ten top.

In de papieren krant hebben we de gewoonte dat we anonieme ingezonden brieven weigeren. Vroeger plaatsten we nog wel eens een brief met daaronder de mededeling ‘naam en adres bij de redactie bekend’. Dat gebeurt eigenlijk nooit meer, en met een goede reden: je wilt dat de strijd op basis van eerlijke argumenten en met open vizier wordt gestreden. Het helpt als je weet dat een pleidooi voor een ander stelsel van ziektekostenverzekeringen door een arts wordt geschreven, of door een verzekeraar.

Op het internet is dit ideaal niet haalbaar. Praktisch is het zelfs onmogelijk om te vermijden dat mensen zich de identiteit van andere personen aanmeten. Iedereen kan zeggen dat hij Geert-Jan Bogaerts heet en onder mijn naam een reactie geven op een ander weblog. Nou zit in de software wel een soort veiligheidsklep die snel duidelijk zou maken dat ik het niet werkeljk ben, maar met techniek alleen kun je de fundamentele problemen van authenticiteit nooit helemaal oplossen.

Naast al het verbale geweld rond de herdenking van Van Gogh, viel één bijdrage in het bijzonder op. Het was een bericht dat helemaal niks politieks bevat, geen enkele uitspraak die door wie dan ook als provocerend kan worden beschouwd, zeer persoonlijk van karakter was, maar wat mij betreft het hoogtepunt van de week vormde.

Het is het verhaal van Bert van Balen uit Voorburg, die onder het pseudoniem ‘Inkt’ een weblog bijhoudt met de titel ‘Hoera, ik heb kanker’. Eerder beschreef hij hoe hij zijn vrouw kwijtraakte door een hartstilstand in Thailand – ze ligt nu in een Nederlands hospitaal, in een coma waaruit ze nooit meer wakker wordt. En hijzelf kreeg kort geleden van de dokter te horen dat hij nog maar een beperkt aantal maanden te leven heeft.

Inkt vertrok gisteren naar Thailand, waar hij zeven weken lang, tijdens de verpleging van zijn vrouw, werd opgevangen door volstrekt onbekende Thailanders. Hij gaat om nog eens ‘mijn emoties, mijn tranen, de vrije loop te laten. Ik moet het doen voordat ikzelf het loodje leg. En nu kan het nog, heeft mijn behandeld arts mij verzekerd. Zijn gezicht stond er zelfs zeer opgewekt bij alsof hij mij het eeuwige leven gaf. Waar ik overigens niet aan moet denken. Kom op zeg, ik heb kanker. Ik ga dood. Wanneer weet ik ook niet, maar dit weten de meeste mensen niet zodat het verschil tussen mij en gezonde al behoorlijk geminimaliseerd lijkt.’